maandag 22 december 2008

December AIDS maand

1 december was het WereldAIDSdag. In Mali staat alleen niet één dag in het teken van HIV/AIDS, maar is de hele maand december er aan gewijd. In het hele land zijn er manifestaties, debatten en concerten om de ernst van de pandemie extra onder de aandacht te brengen.

In Segou werd de AIDS-maand officieel geopend met veel dans en muziek. Lokale hoogwaardigheidsbekleders hielden hun onvermijdelijke toespraken en verdwenen vervolgens één voor één in een provisorisch opgezette tent waar zij een HIV test lieten doen. Een prachtig toneelstukje met als doel het goede voorbeeld te stellen.

Walé had het dit jaar extra druk. Naast het lokale activiteitenprogramma, was ze verantwoordelijk voor de organisatie van de jaarlijkse nationale AIDS conferentie. Voor het eerst werd deze niet in de hoofdstad Bamako gehouden, maar in Segou. Uit alle hoeken van het land kwamen NGO's en HIV-verenigingen bijeen om ervaringen van het afgelopen jaar met elkaar te delen en te praten over nieuwe ontwikkelingen op het gebied van medicatie en preventie. Iedere organisatie had een PowerPoint presentatie voorbereid. Helaas waren die vaak eindeloos lang en abstract, werden voorgelezen, en misten praktijkvoorbeelden. Maar na iedere voordracht was er ruimte voor debat en leek iedereen weer te ontwaken. Zo stond regelmatig een zwaar bebrilde man op die ondanks het gebrek aan een gebit, een vurig relaas in het Bambara hield dat keer op keer zorgde voor een eensgezind applaus en verhitte discussies. Hij bleek de voorzitter van de HIV-verening in Fana te zijn, een stadje niet ver van Segou. Toen ik aan mijn buurman vroeg waarom iedereen zo enthousiast reageerde, antwoordde hij: "Omdat hij uit eigen ervaring spreekt en zegt waar het op staat!"

Nog niet zolang geleden werd er vooral over mensen met HIV gesproken. Nu maken zij steeds vaker deel uit van de besluitvorming. De toename van het aantal HIV-verenigingen met seropositieve leden, heeft hierin een belangrijke rol gespeeld. Vanaf het einde van de jaren negentig zijn er in heel Mali een twintigtal verenigingen opgericht. Daarnaast is er het Malinese netwerk van seropositieve mensen dat deel uitmaakt van de internationale organisatie GNP+ (Global Network of People Living with HIV/AIDS). In een van de pauzes van de conferentie sprak ik met Modibo Kané, de charismatische voorzitter van het Malinese netwerk. "Onze belangrijkste verdienste is het lobbyen op zowel nationaal als internationaal niveau," vertelde hij. "Daarnaast hebben wij ook een belangrijke voorbeeldfunctie. In tegenstelling tot veel lotgenoten, laten wij zien dat je ook op een positieve manier met je seropositiviteit kunt omgaan." Voor de tweede keer die dag werd bevestigd hoe waardevol het is als seropositieve mensen zelf actief zijn in de strijd tegen HIV/AIDS.








woensdag 17 december 2008

Tabaski

Maandag 8 december was het feest! Wereldwijd werd het Islamitische slachtfeest gevierd. Ook in Mali waar het merendeel van de bevolking moslim is, betekende dit een bijzondere dag. Door de meeste Malinezen wordt Tabaski zoals het feest hier genoemd wordt, gezien als de belangrijkste feestdag van het jaar.

Al weken van tevoren waren de voorbereidingen begonnen. Schapen werden mekkerend door de straten getrokken en tot diep in de nacht werkten kleermakers door aan rijkelijk versierde boubous die speciaal voor het feest waren besteld.

Mijn collega Youssouf had me uitgenodigd om Tabaski bij hem te vieren. Toen ik om tien uur 's ochtends in vol ornaat het erf van zijn familie kwam oplopen, was de rituele slacht net voorbij. De bebloede koppen van twee schapen lagen in een hoek van de binnenplaats en Youssouf keek me lachend aan met in zijn ene hand een hakmes en in de andere hand een schapenpoot. Samen met zijn oom was hij druk bezig de schapen in hanteerbare hompen te hakken en het vlees van de ingewanden te scheiden. Uit solidariteit werd een deel van het vlees bij minder bedeelde families langs gebracht. De resterende stukken waren bestemd voor het feestmaal dat de vrouwen al vanaf de vroege uurtjes aan het bereiden waren. "Vanmiddag komt iedereen in beweging en gaan we bij andere vrienden of familieleden langs om elkaar een gezegend feest te wensen," vertelde Mariam, de schoonzus van Youssouf toen ik haar een handje meehielp in de keuken. En zo begon na het eten een eindeloze tocht langs bekenden en onbekenden met in elke familie hetzelfde ritueel van zegeningen uitspreken en ontvangen.

Het laatste huis wat ik aandeed, was dat van mijn collega Aly Soumountera, de directeur van Walé. Na de onvermijdelijke wensen over en weer, wilde ik hem complementeren met zijn indrukwekkende, hagelwitte en fijn geborduurde gewaad. In mijn beste Bambara zei ik: "Duloki njaman b'i kan na" (Wat heb je een mooie boubou aan), waarop Aly's ogen zich wijd uitsperden. Dat ik blijkbaar iets verkeerds had gezegd was duidelijk, dus de Franse vertaling voegde ik er maar gelijk aan toe. "Aaaaaaaaaaah, duloki NJÚMAN b'i kan na". "Dat is wat anders dan zeggen dat ik een viéze boubou aan heb, Gafou!" Zo eindigde mijn Tabaski met een blunder en een lachsalvo waaraan ik, vrees ik, nog vaak herinnerd zal worden.


Seksshop

Afgelopen weekend had ik eindelijk eens tijd om uitgebreid over de markt van Segou te lopen. Ik snuffelde rond en zag bij een van de kraampjes moromorojuru hangen, geurende heupkettingen die vrouwen onder hun kleding dragen om hun man uit te dagen en te plezieren. In gedachten ging ik terug naar de allereerste keer dat ik in Mali was. Ik was nog geen week in de hoofdstad Bamako en had op de grote markt een zelfde soort heupketting gekocht. Vol trots had ik de volgende dag de ketting om mijn middel geknoopt en was zo naar mijn werk gegaan. Bij het zien van de ketting, had een van mijn vrouwelijke collega's me in de arm genomen. In het toilet waar ze me heen had gedirigeerd, keek ze me grinnikend aan: "Judith, die ketting moet af! Die kun je echt niet zo dragen!" Ik moest lachen om mijn eigen misser, maar voelde me ook enorm gegeneerd. Ik had niet begrepen dat je dit sieraad alleen ónder je kleding mocht dragen.

Inmiddels heb ik mezelf een klein beetje in de Malinese vrouwenwereld van liefde en verleiding kunnen inwijden. Dat ik nog maar een "beginner" ben, bleek toen ik dit afgelopen weekend in gesprek raakte met de koopman van het kraampje waar ik de moromorojuru had zien hangen. De koopman begon zijn verhaal met de verschillende ingrediënten die nodig zijn om wusulan te maken, lokale wierook die in geen enkele Malinese slaapkamer ontbreekt. Daarbij legde hij uit dat de uitgestalde géni, gedroogde worteltjes die ik herkende als basisingrediënt van wusulan, ook voor andere doeleinden gebruikt kon worden. "Je kunt er ook een drankje van maken. Heel gezond voor vrouwen en bovendien werk het stimulerend." "Stimulerend?" vroeg ik hem quasi onschuldig. De man keek me aan en begon iets zachter te praten: "Oui, pour avoir envie à faire l'amour..." Ik verlaagde mijn stemvolume tot het zijne: "Aaah, je vois..." en knikte begrijpend. Nieuwsgierig naar wat er allemaal in die andere potjes zat, wees ik naar de witte harige bolletjes die mij aan zijderupsen deden denken. De ogen van de koopman werden terstond vuriger. "Dit is echt iets heel bijzonders", fluisterde hij. Hij pakte een bolletje uit het potje en hield het tussen zijn duim en wijsvinger omhoog. Zonder omhaal en met veel detail legde de koopman uit dat de vrouw dit bolletje bij zichzelf naar binnen moest brengen zodat de gemeenschap "gladder" zou verlopen. Ik dacht aan de vele vrouwen die hier besneden zijn. Geen wonder dat er dit soort hulpmiddelen zijn. Toen hij uitgepraat was, zag ik hem diep nadenken. Met half toegeknepen ogen keek hij me aan. "Ik zal je nog iets laten zien. Dit is echt een wondermiddel." In een kartonnen doos onder zijn kraampje haalde hij een kokertje tevoorschijn waarin ooit een fotorolletje had gezeten. Hij maakte het dekseltje open en ik zag een glibberige, doorzichtige substantie. Weinig fantasie had ik nodig om te begrijpen dat dit glijmiddel moest zijn. De koopman begon te grinniken. "C'est bon?" vroeg hij. "Oh, vast en zeker, maar dat heb ik niet nodig, hoor!" stamelde ik. "Niet nodig...," zag ik hem denken terwijl hij naar een ander potje greep. "Dan is dit wat voor jou! Deze korreltjes maken het allemaal strakker. Pour être vierge..." Toen was het moment aangebroken dat ik hem vriendelijk bedankte voor al zijn aanbevelingen en kon ik alleen maar denken: "Oh, Judith, waarom ben je toch zo nieuwsgierig...."

Politie op de loer

Segou is een klein stadje, maar behoorlijk uitgestrekt. Het is dan ook niet verwonderlijk dat veel mensen in Segou een brommertje hebben: een echte Yamaha of een goedkopere Jakarta of Dragon van Indonesische of Chinese makelij. Gelukkig heeft Walé een appartementje voor me kunnen vinden in dezelfde wijk. Iedere ochtend ben ik met de benenwagen binnen tien minuten op mijn werk. Naar het centrum van Segou is het iets langer lopen.

Een van de zonen van mijn huisbaas, Ousmane, heeft een Jakarta. Al een paar keer was hij me van dienst geweest door me met zijn brommertje af zetten in de stad. "Straks ga ik jou leren brommer rijden," zei Ousmane een zekere middag en liet er geen gras over groeien. Op de terugweg naar huis stopte hij bij een stoffig plein, begon me het een en ander uit te leggen over gas en versnellingen en binnen vijf minuten tufte ik apetrots zijn brommer door de straten van Segou. Ik voerde de snelheid een beetje op een riep nog opgewekt naar achteren: "Hé Ousmane, hoe moet je eigenlijk remmen?" Toen Ousmane me liet weten dat de remmen niet werkten, liet ik van schrik het gaspedaal los. "Maar hoe rem je dan?" vraag ik hem enigszins verontwaardigd. "Nou... zo!"

Ook Youssouf, een collega bij Walé, vond dit een beetje onverantwoord en nam ongevraagd de brommerlessen van Ousmane over. Ditmaal niet op een krakkemikkige Jakarta maar op een echte Yamaha-Dame, een elegant oranje brommertje met echte werkende remmen. Tijdens een van de lessen begon Youssouf tegen me te schreeuwen. "Attention! Attention! Gendarme couché!" Ik keek angstig om me heen, maar politieagenten kon ik nergens ontwaren. Pas toen we door de lucht vlogen, werd me het een en ander duidelijk. Dat een gendarme couché de Malinese versie van een verkeersdrempel is, zal ik niet snel vergeten...


Dierenliefde II: Orgie en Youpie

Hoewel ik in Nederland eigenlijk niet zo heel veel met dieren heb, stijgt mijn dierenliefde in Mali altijd tot ongekende hoogtes. Met alle schapen, geiten en ezeltjes die op straat rondlopen, lijkt dit land dan ook een grote kinderboerderij. Dierenvrienden zijn hier echter schaars. Ezeltjes worden in mijn ogen nodeloos gemarteld door hun baasjes met de zware karren die zij moeten trekken en de doffe klappen op hun rug om hen aan te sporen. En niemand lijkt zich er iets van aan te trekken! Iedere keer als dat tafereel zich voor mij afspeelt heb ik de neiging om te protesteren. En als ik een ezeltje aan de kant van de weg zie staan, kan ik het niet laten om te gaan aaien en liefdevol te fluisteren.

Maar mijn dierenliefde is niet uitsluitend een vorm van compensatiegedrag. Ook dieren die relatief goed behandeld worden, ontkomen niet aan mijn knuffelneigingen. Zo hebben de twee honden van de familie bij wie ik woon al sinds dag één mijn hart gestolen. De ene heet Youpi, is ontzettend oud, ligt vooral languit op de binnenplaats en lijkt net als zijn baas al jaren met pensioen. De andere hond die luistert naar de opzienbare naam Orgie, is jonger en speelser en doet erg zijn best om ongenode gasten op afstand te houden. Orgie, de enige van de twee die in staat is om de trap op te lopen, vleit zich sinds mijn intrek in huize Keita regelmatig voor mijn deur om geaaid te worden en om mijn pannetjes van de vorige dag schoon te likken. Vorige week bleek onze vriendschap echt een feit. Toen ik met een collega de trap op liep naar mijn appartement, rende Orgie vrolijk voor ons uit. Ik stond zelf al binnen, toen ik mijn collega mijn naam hoorde roepen: "Gafou! Le chien...." Orgie had zichzelf boven aan de trap geparkeerd en leek niet van plan deze onbekende man er door te laten. Terwijl ik Orgie aan de kant duwde, murmelde ik: "Dat doet ie normaal nooit..." Waarop mijn collega antwoordde: "On dirait que tu n'a plus le choix. Tu as un garde-corps!"



Ochtendrituelen

Om vier uur begint de muezzin zijn eerste oproep voor het ochtendgebed. Een natuurlijke wekker met repeat-functie, want ieder half uur tot half zes klinkt een nieuw "allaaaaaaaaaaaaaaahuakbarrr" door de megafoon van de moskee. In combinatie met het getoeter van Jansen (zie Dierenliefde I: Jansen en Janssen) word ik dan sluimerend wakker tot om zes uur mijn eigen wekker gaat en ik echt opsta.

Om de dag hijs ik me dan in mijn sportpakje om te gaan joggen. Eenmaal buiten word ik verwelkomd door Orgie (zie Dierenliefde II: Orgie & Youpie). Terwijl ik mijn rek en strekoefeningen aan het doen ben, likt Orgie de pannetjes van mijn avondeten van de vorige dag schoon. De eerste 500 meter rent ze altijd met me mee. Dan blijft ze plotseling staan, trappelt nog wat, gaat zitten en kijkt me na. Einde territorium. Ik ren door naar de Niger. Iets waarvan ik in Nederland al droomde als ik me in het Oosterpark of de Friese weilanden in het zweet werkte. Nu ren ik in het echt langs de vissers die hun netten uitgooien, de vrouwen die hun was doen aan de waterkant, de groentetuintjes, de lemen huizen en de vergane glorie van koloniale gebouwen.

Op de terugweg haal ik mijn ontbijt bij een van de buurtsupertjes die mijn wijk rijk is. Het zijn winkeltjes van soms nog geen vijf vierkante meter. De levensmiddelen zijn tot hoog aan het plafond opgestapeld en zitten onvermijdelijk onder een dikke laag stof. Alles is per stuk te koop: één theezakje, één scheermesje, één sigaret, één kauwgompje, één partje vache qui rit. Je kunt het zo gek niet bedenken. Fabrikanten zijn blijkbaar ingesprongen op deze vraag naar kleine hoeveelheden. Mayonaise, waspoeder, boter, koffie en chocoladepasta worden ook aangeboden in miniverpakkingen van vaak niet meer dan 15 gram.

Als ik thuiskom geef ik eerst het kontje van mijn stokbrood aan Jansen (zie Dierenliefde I: Janssen en Jansen). Na een koude douche, ga ik ontbijten terwijl ik naar het nieuws van RFI (Radio France International) luister, mijn dagelijkse venster op de rest van de wereld. Dan is het 8 uur. Mijn werkdag kan beginnen...





Dierenliefde I: Jansen en Janssen

De eerste dag dat ik in mijn huisje doorbracht, werd ik opgeschrikt door een toeterend geluid. Toen ik naar buiten liep, zag ik nog net twee enorme vogels de trap op lopen richting mijn dakterras. Ik kon mijn ogen niet geloven: deze dieren had ik nog nooit eerder gezien en al helemaal niet in Mali! Op het dakterras observeerde ik het duo dat ik door hun zwarte veren en priemende oogjes meteen omdoopte tot Jansen & Janssen (van Kuifje voor de niet-ingewijden).

Die avond stelde ik mij voor aan de familie bij wie ik op het erf woon. Tijdens ons kennismakingsgesprek vroeg Amadou Keita, de heer des huizes: "En, heb je ook al kennis gemaakt met je bovenburen?" Ik begreep meteen dat hij het over Jansen & Janssen moest hebben. "Ja, aardige lui, maar wel een beetje luidruchtig," antwoordde ik hem. "Wen er maar aan", grinnikte Keita. "Vooral in de ochtend maken ze een boel herrie."

De volgende ochtend werd ik inderdaad wakker van de toeterende ochtendroep van Jansen & Janssen. "Het is weer eens wat anders dan een kraaiende haan", dacht ik nog. Twee weken later was het getoeter erger dan normaal. Er was duidelijk iets aan de hand. Toen ik mijn deur openzwaaide zag ik beneden op de binnenplaats het levenloze lichaam van Jansen (of Janssen) liggen. Zijn compagnon liep al toeterend paniekerig heen en weer. Toen ik me over het dode hoopje veren boog, kwam Ousmane, de achttienjarige zoon van Keita, naar me toe lopen. "Hij dacht dat ie kon vliegen," zei hij met een trieste blik in zijn ogen. "Maar waarom doet hij dat dan ook?!?" vroeg ik hem bijna verontwaardigd. Ousmane legde uit dat zijn vader de vleugels van de vogels had ingeknipt zodat ze niet weg konden vliegen. "Dat was ie blijkbaar even vergeten."

Nu is Jansen (of Janssen) dus alleen. Het getoeter is er niet minder op geworden. Hoe lang hij het vol zal houden is de vraag. Gisteren betrapte ik Jansen (of Janssen) op een duikvlucht van mijn dakterras naar de lager gelegen behuizing. De klap op de golfplaten was hard, maar zonder zichtbare schade. Een zelfmoordpoging?


Oost West Segou Best

Toen ik in 2004-2005 een jaar lang in Bamako woonde, was ik overwegend enthousiast over mijn tijdelijke woonplaats. De uitlaatgassen, het gebrek aan groen, de stinkende open riolen leken toen bijzaak. Nu ik vier jaar later Bamako verruild heb voor Segou, kan ik alleen maar denken: "Wat een verademing!"

Segou is een klein stadje dat net als de hoofdstad Bamako aan de Niger ligt. In tegenstelling tot in de hoofdstad wordt de frisse lucht die de rivier meebrengt hier niet overheerst door verstikkende smog. Hier geen mensenmassa's. Hier geen files met toeterende taxi's, busjes en brommers. In Segou heerst rust. In alles lijkt deze stad af te steken bij het chaotische stadsleven van Bamako.

Ik woon op de grens van Angoulême en Medina, twee woonwijken met brede zandwegen en pleinen waar aan het einde van de middag en in het weekend altijd druk gevoetbald wordt. Mijn tweekamerappartement bevindt zich op het erf van Amadou Keita, een gepensioneerd ambtenaar. Zijn vrouwen Aïssata en Aminata zijn beide schooljuf. In een gezin met in totaal zestien kinderen is dit een beroep waar ze thuis ook veel profijt van lijken te hebben! In en om het huis is het altijd een drukte van belang. Rokia en Djelika, de twee dienstmeisjes, runnen het huishouden: iedere dag vegen zij onvermoeibaar de straat aan, doen zij de was en zorgen voor het middag en avondeten. Iedere avond rond half acht komt een van hen mij een pannetje rijst, couscous, gierstepap of aardappelragout brengen. Hoewel ik regelmatig verlang naar mijn eigen pasta's, salades en ovenschotels, ben ik nog niet uitgekeken op de Afrikaanse keuken. En wat is het heerlijk om niet te hoeven koken! La vie est belle à Segou.



Walé

Sinds eind oktober werk ik bij Walé, een NGO werkzaam op het gebied van HIV/AIDS. Walé betekent "actie" in het Bambara, de meest gesproken taal in Mali. Dat actie nodig is om de HIV-epidemie in Mali een halt toe te roepen, is mij de afgelopen weken meer dan duidelijk geworden.

De eerste week van mijn verblijf stond in het teken van kennismaking met collega's en de organisatie zelf. Inmiddels ken ik ieders naam en functie, zowel in het behandelingscentrum waar kosteloos AIDS medicatie wordt verstrekt en HIV testen worden gedaan, als op de communicatieafdeling waar gewerkt wordt aan verschillende preventieprogramma's.

Een groot probleem waar Walé mee kampt, is de stigmatisering van mensen die seropositief zijn. In Mali wordt AIDS gezien als een schande, vooral omdat de ziekte zo nauw verbonden is met seksualiteit. Daarnaast speelt ook mee dat veel mensen onvoldoende of onjuiste kennis hebben over AIDS. Zo bestaan er veel spookverhalen over hoe je geïnfecteerd kunt raken. Mensen die seropositief zijn of van wie dit wordt vermoed, worden daarom vaak vermeden, buitengesloten of verstoten. De angst om je te laten testen of om voor je seropositiviteit uit te komen is dan ook heel groot. Het gevolg is dat besmettingen door blijven gaan.

Om meer greep te krijgen op de epidemie heeft Walé de strijd tegen stigmatisering hoog op haar agenda gezet. Met mijn kennis op het gebied van communicatie ondersteun ik Walé hierin. Concrete plannen zijn inmiddels gemaakt. Zo werken we aan een mobiel theaterproject met interactieve sketches gebaseerd op ervaringen van mensen die met HIV leven. Daarnaast zijn we bezig met het organiseren van een voorlichtingsbijeenkomst voor mensen die een belangrijke voorbeeldfunctie hebben in de gemeenschap zoals bestuursvoorzitters, vakbondsleiders en imams. Met als eerste stap het creëren van bewustwording onder verschillende lagen van de bevolking, willen we zo een bijdrage leveren aan stap twee: de vermindering van stigmatisering van mensen die seropositief zijn.




maandag 15 december 2008

Gafou

Toen ik zo'n vier jaar geleden voor het eerst voet op Malinese bodem zette, was ik de dag erna al omgedoopt tot Awa Traoré. Wat toen heel bijzonder klonk, bleek al gauw een van de meest veelvoorkomende namen in Mali. In iedere familie heet er wel iemand Awa, de Malinese versie van Eva en de familienaam Traoré behoort tot de grootste bevolkingsgroep van het land: de Bambara.

Het geven van een Malinese naam aan een "buitenlander" is een lokaal gebruik, en dit maal ontkwam ik er wederom niet aan. Hoewel ik de verschillende voorstellen pertinent afsloeg (Fatoumata Diarra, Aissata Coulibaly, Mariam Konaté om er maar een paar te noemen), heeft er toch een kleine omdoping plaatsgevonden. "In Mali hebben sommige voornamen een vaste bijnaam", begon een van mijn collega's me te vertellen. "Zo kunnen alle jongens die Modibo heetten ook Van genoemd worden en alle Oumou's heten tegelijkertijd Dilikan. De bijnaam van Awa is Gafou. Vanaf nu noemen we jou daarom Gafou Traoré!"