zaterdag 25 april 2009

Obamania vs local politics

Sinds Barack Obama de machtigste man van de aardbol is, kan Afrika haar geluk niet op. Toch lijkt de gekte hier in Segou niet veel verder te gaan dan de verering van een zwarte held die geplaatst zou kunnen worden in het rijtje Bob Marley, Malcolm X en Mohamed Ali.

Lokale politiek is een heel ander verhaal. Deze week vinden de gemeenteraadsverkiezingen plaats en de campagnes van ruim twintig politieke partijen zijn losgebarsten. Muren, deuren en elektriciteitspalen zijn volgeplakt met affiches en manifestaties met politici die een rooskleurige toekomst voor Segou beloven, moeten mensen paaien om op de ‘juiste’ partij te stemmen. Maar na een korte vragenronde onder mijn collega’s, bleken de meesten hun keuze te laten vallen op de partij van een oom, een vriend of een zus. De verkiezingen lijken dan ook vooral een kwestie van wie de grootste familie en vriendenkring heeft.








Bogolan

In de paasvakantie kwamen mijn Malinese ‘zusjes’ Fatou en Mariam uit Bamako me opzoeken in Segou. Ik had maar een ding voor ogen en dat was deze dames eens goed te verwennen. Na een dagje zwembad en een dagje markt en familiebezoek, besloot ik hen de derde dag mee te nemen naar de Ndomo, een kunstenaarscollectief in de stad waar gewerkt wordt met de plantaardige schildertechniek bogolan.

In vroegere tijden werd bogolan gebruikt om gewaden en omslagrokken mee te versieren. De geometrische figuren hadden allemaal een symbolische betekenis en dienden als een subtiel communicatiemiddel binnen de familie en daarbuiten. Tegenwoordig lijkt bogolan vooral een toeristenbusiness te zijn geworden.

Bogolan-schilders werken in totaal met vier basiskleuren. Gedroogde bladeren (ngalaman) leveren een okergele kleurstof. Een aftreksel van boomschors (npeku) geeft een roodbruine kleur en met traditionele zeep wordt het gebroken wit van de handgemaakte katoenen stof feller gemaakt. Zwart, tenslotte, ontstaat door een chemische reactie tussen de in ngalaman gedompelde stof en ijzerhoudende rivierklei. Dit natuurlijke wonder gaf de techniek haar naam: bogolan bekent letterlijk “het effect (lan) van modder (bogo)”.

Na een rondleiding door het atelier mochten mijn zusjes en ik ook zelf een bogolan-doekje maken. Alle drie kregen we een modderpapje en een stukje katoen aangereikt. Na een kwartiertje kliederen, werden onze meesterwerkjes gewassen en in de zon gedroogd. Ondanks de herhaaldelijke klaagzang van Mariam en Fatou dat ze het helemaal hadden verprutst, meende ik toch ook een glimp van trots op hun gezichten te kunnen ontwaren.









Training

Nadat ik in Nederland zelf de nodige trainingen had doorlopen ter voorbereiding van mijn uitzending, werd ik in Mali wederom geconfronteerd met dit onderwijsfenomeen. Hier ben ik alleen niet een van de deelnemers, maar sta ik vooral aan de kant van de trainers zelf.

Na een algemene training over effectieve communicatie (waar moet je aan denken als je bijvoorbeeld een brochure wilt maken: is dat wel het meest geschikte product voor de doelstelling en de doelgroep die ik wil bereiken?), volgde een training over HIV/AIDS gerelateerde stigmatisering. De training was bedoeld voor directe collega’s en partners van Walé die zich bezighouden met HIV/AIDS voorlichting. Samen met de voorzitter van de plaatselijke HIV-vereniging en een collega van de communicatieafdeling, stelde ik het programma samen. Een belangrijke leidraad was het volgende schema:

Mensen onthouden
10% van wat ze lezen
20% van wat ze horen
30% van wat ze zien
50% van wat ze zien en horen
80% van wat ze zelf zeggen
90% van wat ze zelf zeggen en doen

De deelnemers aansporen om zelf na te denken over wat stigmatisering inhoudt, wat de gevolgen ervan zijn en waardoor het probleem wordt veroorzaakt, was onze primaire doelstelling. Dit probeerden we te bereiken door het gebruik van beeldmateriaal, een rollenspel en het uitwisselen van eigen ervaringen en gedachten. Voor de meesten was deze participatieve aanpak een heel nieuwe ervaring. “In Mali zijn we vooral gewend om te luisteren. En als ik voor een groep sta, ben ik voornamelijk zelf aan het woord,” zei een van hen. Desondanks zijn er al verschillende collega’s en partners die de participatieve oefeningen in hun eigen reguliere voorlichtingsprogramma gebruiken. En dat was nou precies onze tweede doelstelling.








Koenders

Het nieuws dat de Nederlandse minister van ontwikkelingssamenwerking een bezoek aan Segou zou gaan brengen, hoorde ik van een in Bamako gevestigde Nederlandse journaliste. Toen ik er de volgende dag met Aly, de directeur van Walé, over sprak, voelde ik een lichte teleurstelling. "Waarom komt ie niet bij Walé langs?" Maar Koenders was niet gekomen om een indruk te krijgen van de lokale AIDS problematiek. Wat hem vooral interesseerde was de strijd tegen vrouwenbesnijdenis.

De omvang van het probleem was nog nooit echt tot me doorgedrongen. Tot ik begreep dat in Mali vrijwel alle meisjes van mijn leeftijd besneden zijn. Alles werd ineens persoonlijker. Helemaal toen ik een tijdje geleden bij mijn ‘Malinese familie’ logeerde bij wie ik in 2004-2005 een half jaar had ingewoond. We hadden net het journaal gekeken, toen er een soort Postbus 51 spot voorbijkwam met aan het woord een gynaecoloog. Mijn ‘moeder’ zapte prompt naar een ander televisiekanaal en zuchtte: “Al dat gezeur over vrouwenbesnijdenis…” “Hoezo?” vroeg ik nietsvermoedend. “Ik ben het er gewoon niet mee eens,” was haar antwoord. “Dat meisjes besneden worden is goed. Dat gedeelte van het vrouwenlichaam is ‘vies’. Onze voorouders deden het al en in de moskee wordt het ook goedgekeurd.” Bij het AMPPF (Association Malienne de la Promotion et de la Protection de la Famille) waar Koenders een bezoek aan bracht, werd een heel andere boodschap verkondigd. “In de Koran staat er niks over geschreven en vrouwenbesnijdenis is een van de oorzaken dat moeders tijdens de bevalling overlijden,” liet de minister zich onder andere vertellen.

Dat er over zo’n gevoelig onderwerp werd gesproken zou je als onwetende voorbijganger niet hebben geloofd. Er werd gezongen en cola gedronken; ambassadepersoneel en fotograferende en filmende journalisten liepen hectisch heen en weer en op de valreep kwam zelfs de gouverneur nog langs om een ceremonieel handje te schudden en de minister te begeleiden naar zijn volgende afspraak. Een enigszins surrealistische setting die zich met de stofwolk die de colonne fourwheeldrives achter zich liet, zich als vanzelf weer leek op te lossen.





Appie

Als ik de brug over steek ontwaar ik tot mijn verbazing het blauwe logo van Neerlands grootse kruidenier op een van de gebouwen langs de kant van de Niger. Say what? De Albert Heijn in Bamako? Het moet niet gekker worden! Dichterbij gekomen zie ik ook nog dat het de luxe variant is: de appie die tot laat in de avonduren open is en waar je alles kunt krijgen wat de Nederlandse maag begeert. Ik kan mijn ogen nog steeds niet geloven en het water begint me al in de mond te lopen. Als ik het gebouw binnenloop word ik verblind door smetteloze witte tegels en muren. Over alles lijkt een mistige waas van nieuwigheid te hangen. Ik ben de enige klant en wordt vriendelijk aangestaard door een medewerker achter het lunchbuffet. Bruine boterhammen met kaas! Is this heaven? Met een onbeschrijfelijk voldaan gevoel loop ik met mijn broodje in de hand richting roltrap. Onderweg naar boven kruis ik een man die met moeite een enorme lampenkap meezeult. Zouden ze nou ook nog een IKEA boven op de Albert Heijn geplakt hebben? Aan de roltrap lijkt geen einde te komen en het wordt steeds warmer. Zwetend word ik wakker door de stralen van de Malinese ochtendzon. Is dit nou wat ze heimwee noemen?

Weerbericht

De Malinese winter waarin het kwik regelmatig tot zo'n 15 graden Celsius daalde en sjalen, mutsen en gewatteerde jassen het straatbeeld bepaalden, is voor dit jaar voorbij. Na een heerlijke overgangsperiode, diende de `zomer` zich vorige maand meedogenloos aan.

Het is heet in Mali… De ventilatoren lijken alleen nog maar warme lucht te verplaatsen en de koelkasten draaien overuren. Iedere avond haal ik voor nog geen 10 cent een homp ijs bij een van de weinige families in de wijk met een vriezer. Bij gebrek aan een eigen koelkast, voorzie ik mezelf op die manier toch van wat koel drinkwater. Om mijn hoofd wikkel ik een natte doek. Ik kan goed tegen de hitte, maar zonder deze maatregelen is mijn kamer toch echt een no go area. Sinds er op de Malinese staatstelevisie geadviseerd wordt om niet meer binnenshuis te slapen, heb ik mijn bed naar het platte dak van mijn appartement verhuisd. Ik slaap er in een `klamboetent`, een soort koepeltent maar dan van gaas. Toen ik deze Chinese uitvinding langs de kant van de weg uitgestald had zien staan, had ik geen moment getwijfeld om het gevaarte aan te schaffen. “Hier ga ik veel profijt van hebben,” zei ik tegen mezelf.

Maar vorige week werd ik in mijn slaap zowaar opgeschrikt door vallende druppels. “Regen? Het duurt nog maanden voor de regentijd begint. Dit moet een vergissing zijn,” dacht ik en draaide me nog maar eens om. Het werd alleen van kwaad tot erger en slaapdronken stond ik dan toch op om mijzelf en mijn inmiddels vochtige matras en beddengoed naar beneden te slepen.

De volgende ochtend geurde en dampte de rode aarde van de straten nog na. Aangekomen op mijn werk sprak ik met mijn collega´s over de hemelse verrassing van die nacht die minder opzienbarend bleek dan ik dacht. Dat is nou wat we de pluie des mangues noemen. Een eenzame regenbui die het mangoseizoen aankondigt. Sindsdien kijk ik iedere dag vol verwachting naar de mangobomen op de binnenplaats. Een paradijselijke gedachte dat ik daar binnenkort de vruchten van kan plukken.



Hutspot

Iedere week op dinsdagochtend stroomt de binnenplaats van Walé vol met leden van de lokale HIV vereniging Keneyaton. Al om 8 uur zijn de eerste vrouwen aanwezig om de lunch van die middag voor te bereiden. Op een afstand kijken de mannen toe die zich vooral bezighouden met hobby nummer 1 van mannelijk Mali: het zetten en drinken van Arabische thee. Het is voor de meeste leden het enige moment in de week dat ze niet negatief benaderd worden als gevolg van hun seropositiviteit. Onder elkaar is er geen angst om gestigmatiseerd te worden.

Al in de eerste maand van mijn verblijf in Segou had ik zowel mijn collega’s als de leden van Keneyaton beloofd om een Nederlands gerecht klaar te gaan maken. Half februari was het dan zover met op het menu HUTSPOT. Het enige Nederlandse gerecht dat ik kon bedenken waarvan ik zeker wist dat ik bijna alle ingrediënten op de markt kon vinden. 15 kilo aardappels, 11 kilo wortels, 8 kilo uien en de nodige boter, melk en kruiden. Een dozijn hard gekookte eieren en 10 kilo rundvlees moesten de eigenlijk onvermijdelijke UNOX rookworsten vervangen.

Naast de vrouwen van Keneyaton, had ik ook nog andere hulptroepen ingeschakeld: mijn Nederlandse vriendin Liselot en haar moeder Mia die me voor een vluchtbezoek van een weekje waren komen opzoeken in Mali. Aan de berg aardappels en wortels leek geen eind te komen, maar het resultaat mocht er wezen. De hutspot à la malienne was een groot succes!






Dolo

Al maanden liep ik door mijn wijk Angouleme in de wetenschap dat ergens in deze straten Amahiguere Dolo moest wonen. Ik had hem ontmoet tijdens mijn stage in het Musée National du Mali en hij was een van de kunstenaars die ik voor mijn film Visions Contemporaines had geïnterviewd. Als enige kunstenaar die ik niet had weten te bereiken om hem een kopie van de film te sturen, was ik vastbesloten om hem te gaan vinden.

Op een dag vertelde Ousmane, een van de zonen van mijn huisbaas over een van zijn beste vrienden Miquel Dolo. Enthousiast riep ik dat ik ook een “Dolo” kende en het toeval wilde dat Miquel de zoon van Dolo was. Zijn atelier bevond zich op nog geen 20 meter van mijn huis. Vanuit mijn raam kon ik de tuin van zijn werkplaats zelfs zien!

Met mijn film in mijn hand liep ik achter Ousmane aan. Voor de poort van het atelier lag een ruw stuk hout. Dolo´s materiaal bij uitstek. Dat me dit niet eerder was opgevallen! De kunstenaar was druk aan het werk en keek me in eerste instantie bedenkelijk aan. Maar toen ik begon te vertellen over onze samenwerking van ruim vier jaar geleden, leek het ijs gebroken en viel Dolo me in de armen.

Sindsdien ga ik regelmatig bij hem langs en praten we over de mystiek van het leven, over bovenaardse krachten die hem leiden in het vormgeven van zijn sculpturen, over de Spaanse kunstenaar Miquel Barcelo met wie Dolo veel samenwerkt en naar wie hij zijn zoon heeft vernoemd, over exposities in New York, over het gebrek aan een Malinese kunstmarkt… Ik ben weer even terug in de mij vertrouwde wereld van kunst en kunstenaars.

Meer weten over Dolo?
http://www.afrikanieuws.nl/site/list_messages/4210
http://www.africultures.com/php/index.php?nav=article&no=1663




maandag 22 december 2008

December AIDS maand

1 december was het WereldAIDSdag. In Mali staat alleen niet één dag in het teken van HIV/AIDS, maar is de hele maand december er aan gewijd. In het hele land zijn er manifestaties, debatten en concerten om de ernst van de pandemie extra onder de aandacht te brengen.

In Segou werd de AIDS-maand officieel geopend met veel dans en muziek. Lokale hoogwaardigheidsbekleders hielden hun onvermijdelijke toespraken en verdwenen vervolgens één voor één in een provisorisch opgezette tent waar zij een HIV test lieten doen. Een prachtig toneelstukje met als doel het goede voorbeeld te stellen.

Walé had het dit jaar extra druk. Naast het lokale activiteitenprogramma, was ze verantwoordelijk voor de organisatie van de jaarlijkse nationale AIDS conferentie. Voor het eerst werd deze niet in de hoofdstad Bamako gehouden, maar in Segou. Uit alle hoeken van het land kwamen NGO's en HIV-verenigingen bijeen om ervaringen van het afgelopen jaar met elkaar te delen en te praten over nieuwe ontwikkelingen op het gebied van medicatie en preventie. Iedere organisatie had een PowerPoint presentatie voorbereid. Helaas waren die vaak eindeloos lang en abstract, werden voorgelezen, en misten praktijkvoorbeelden. Maar na iedere voordracht was er ruimte voor debat en leek iedereen weer te ontwaken. Zo stond regelmatig een zwaar bebrilde man op die ondanks het gebrek aan een gebit, een vurig relaas in het Bambara hield dat keer op keer zorgde voor een eensgezind applaus en verhitte discussies. Hij bleek de voorzitter van de HIV-verening in Fana te zijn, een stadje niet ver van Segou. Toen ik aan mijn buurman vroeg waarom iedereen zo enthousiast reageerde, antwoordde hij: "Omdat hij uit eigen ervaring spreekt en zegt waar het op staat!"

Nog niet zolang geleden werd er vooral over mensen met HIV gesproken. Nu maken zij steeds vaker deel uit van de besluitvorming. De toename van het aantal HIV-verenigingen met seropositieve leden, heeft hierin een belangrijke rol gespeeld. Vanaf het einde van de jaren negentig zijn er in heel Mali een twintigtal verenigingen opgericht. Daarnaast is er het Malinese netwerk van seropositieve mensen dat deel uitmaakt van de internationale organisatie GNP+ (Global Network of People Living with HIV/AIDS). In een van de pauzes van de conferentie sprak ik met Modibo Kané, de charismatische voorzitter van het Malinese netwerk. "Onze belangrijkste verdienste is het lobbyen op zowel nationaal als internationaal niveau," vertelde hij. "Daarnaast hebben wij ook een belangrijke voorbeeldfunctie. In tegenstelling tot veel lotgenoten, laten wij zien dat je ook op een positieve manier met je seropositiviteit kunt omgaan." Voor de tweede keer die dag werd bevestigd hoe waardevol het is als seropositieve mensen zelf actief zijn in de strijd tegen HIV/AIDS.








woensdag 17 december 2008

Tabaski

Maandag 8 december was het feest! Wereldwijd werd het Islamitische slachtfeest gevierd. Ook in Mali waar het merendeel van de bevolking moslim is, betekende dit een bijzondere dag. Door de meeste Malinezen wordt Tabaski zoals het feest hier genoemd wordt, gezien als de belangrijkste feestdag van het jaar.

Al weken van tevoren waren de voorbereidingen begonnen. Schapen werden mekkerend door de straten getrokken en tot diep in de nacht werkten kleermakers door aan rijkelijk versierde boubous die speciaal voor het feest waren besteld.

Mijn collega Youssouf had me uitgenodigd om Tabaski bij hem te vieren. Toen ik om tien uur 's ochtends in vol ornaat het erf van zijn familie kwam oplopen, was de rituele slacht net voorbij. De bebloede koppen van twee schapen lagen in een hoek van de binnenplaats en Youssouf keek me lachend aan met in zijn ene hand een hakmes en in de andere hand een schapenpoot. Samen met zijn oom was hij druk bezig de schapen in hanteerbare hompen te hakken en het vlees van de ingewanden te scheiden. Uit solidariteit werd een deel van het vlees bij minder bedeelde families langs gebracht. De resterende stukken waren bestemd voor het feestmaal dat de vrouwen al vanaf de vroege uurtjes aan het bereiden waren. "Vanmiddag komt iedereen in beweging en gaan we bij andere vrienden of familieleden langs om elkaar een gezegend feest te wensen," vertelde Mariam, de schoonzus van Youssouf toen ik haar een handje meehielp in de keuken. En zo begon na het eten een eindeloze tocht langs bekenden en onbekenden met in elke familie hetzelfde ritueel van zegeningen uitspreken en ontvangen.

Het laatste huis wat ik aandeed, was dat van mijn collega Aly Soumountera, de directeur van Walé. Na de onvermijdelijke wensen over en weer, wilde ik hem complementeren met zijn indrukwekkende, hagelwitte en fijn geborduurde gewaad. In mijn beste Bambara zei ik: "Duloki njaman b'i kan na" (Wat heb je een mooie boubou aan), waarop Aly's ogen zich wijd uitsperden. Dat ik blijkbaar iets verkeerds had gezegd was duidelijk, dus de Franse vertaling voegde ik er maar gelijk aan toe. "Aaaaaaaaaaah, duloki NJÚMAN b'i kan na". "Dat is wat anders dan zeggen dat ik een viéze boubou aan heb, Gafou!" Zo eindigde mijn Tabaski met een blunder en een lachsalvo waaraan ik, vrees ik, nog vaak herinnerd zal worden.